Synopsis
FILOSOFIE DOOR MIDDEL VAN LITERATUUR: MARTHA NUSSBAUMS SCHAKEL TUSSEN ARISTOTELES EN HENRY JAMES*
*Wat hebben literaire teksten te maken met deugdzaamheid? Als we Plato mogen geloven bitter weinig. Als literatuur echter misleidt door haar schoonheid, waarom gaan steeds meer moraalfilosofen dan bij de literatuur te rade? Dat Plato Socrates laat uitleggen waarom in zijn ideale staat geen plaats is voor de dichters, deert Martha Craven Nussbaum alvast niet. In het kader van de levendige discussie, die
momenteel aan de gang is, over de morele dimensies van de literatuur neemt deze Amerikaanse filosofe elke gelegenheid te baat om met vuur de opvatting te verdedigen dat het lezen van literaire werken een belangrijk element zou moeten uitmaken van onze morele educatie.*
Wie zich wenst uit te laten over de recent toegenomen aandacht vanuit de filosofie voor de literatuur, kan Martha Nussbaum niet onvermeld laten. Onder de hedendaagse moraalfilosofen, die zich wenden tot literaire teksten, is zij immers degene die op de meest gedetailleerde en gefundeerde wijze de stelling uitwerkt dat bepaalde literaire werken onvervangbare moraalfilosofische werken zijn. Om de stelling te argumenteren dat niet alleen werken van filosofen als Kant, Mill en Bentham tot de moraalfilosofie behoren, maar dat de moraalfilosofie tevens nood heeft aan literaire teksten voor haar completering, vertrekt zij van de aristotelische idee dat ethiek neerkomt op de zoektocht naar een specificatie van het goede leven voor een mens. Naast filosofische teksten benadert zij ook de Griekse tragedies en romans van onder andere Charles Dickens, Henry James en Marcel Proust als onderscheiden antwoorden op de brede, praktische startvraag ‘hoe een goed, menselijk leven te leiden?’.
Dat romans een bijdrage kunnen leveren aan onze morele vorming, die niet kan worden geleverd door het lezen van moraalfilosofische verhandelingen, betoogt Nussbaum met kracht door een aantal uiterst gedetailleerde filosofische interpretaties uit te werken van literaire werken. Voornamelijk Henry James’ roman /The Golden Bowl/ neemt een centrale plaats in in haar analyses. De kern van haar betoog luidt dat literaire werken en meer in het bijzonder romans zowel krachtens hun inhoud als hun vorm een antwoord voorzien op bovengenoemde vraag, die niet kan worden geleverd via abstracte filosofische teksten. Naar haar zienswijze zijn de termen van de romancier beter dan andere termen in staat uitdrukking te geven aan een aristotelische levensbeschouwing, een levensbeschouwing die de verrassende variëteit, de complexiteit, het mysterieuze karakter en de gebrekkige en onvolmaakte schoonheid van de wereld beklemtoont.
Scriptiebank
Geen opmerkingen:
Een reactie posten