zaterdag 28 november 2009

Levi Weemoedt, - De ziekte van Lodestijn

Levi Weemoedt, De ziekte van Lodestijn

Voor het eerst compleet in één band: het meesterwerk van Lévi Weemoedt!Geplaagd door ruimtevrees en duizelingen wankelt de leraar Lodesteijn door het angstaanjagende heelal van zijn bestaan. De verhuizing van en krakkemikkig noodschooltje naar een modern en fonkelnieuw gebouw met zestienhonderd ramen brengt helaas geen verlichting...


Ellen de Jong.
Een interview met Lévi Weemoedt:

Het is in ons leven vreemd gesteld. Het is Lachen und Weinen, Weinen und Lachen', schrijft Weemoedt in een van zijn verhalen. Zeker in het onderwijs waar het zelfs meer huilen dan lachen was. Weemoedt gaf les maar stapte na dertien jaar op, niet zonder een mooi(afscheids) boek te hebben geschreven 'De ziekte van Lodesteijn' en 'De nadagen van Lodesteijn'.
Onderwijs en zwaarmoedigheid zijn de voornaamste bestanddelen van deze roman.
Hoofdpersoon is de 35-jarige leraar klassieke talen Lodesteijn. Hij staat tien jaar voor de klas en krijgt langzaam maar zeker het gevoel klinisch dood te zijn:
'Of hij zichzelf als leraar had overleefd en vanachter zijn eigen grafsteen toezag op wat hij voor de klas stond te gebaren.'
De staf van de christelijke scholengemeenschap meent dat 'leraren de redders waren van de mensheid en de pijlers onder de maatschappij.'
Lodesteijn heeft duidelijk een andere mening en die wordt hem niet in dank afgenomen.
Zijn collega's beschrijft hij als 'een grauw en neerdrukkend volkje waaraan uiterlijk noch innerlijk ook maar iets te bespeuren viel van het comfortabele salaris dat in de regel aan deze volvette muizen van geest wordt uitgekeerd.'
Toen ik Weemoedt belde om een afspraak voor een interview te maken zei hij: "Bel me één dag van tevoren nog even op, want ik kan wel dood zijn."
In levende lijve tegenover hem in zijn donkere studeerkamer in Assen vroeg ik hem: Wat heeft je in het onderwijs het meest gestoord?
"Ik stoorde me aan het type mens dat voor de klas stond. In mijn naïviteit geloofde ik dat er immer geïnspireerde en bevlogen mensen voor de klas zouden staan, welk vak ze ook gaven; dat verdienden die kinderen. Dat viel me reusachtig tegen. Ik had een afkeer van de docentenkamer.
De problemen zaten altijd bij de staf of bij de collega's. Daar lagen de belangrijkste wrijvingen. Merkwaardigerwijs niet bij de leerlingen. Ik ben het allemaal vergeten dus het zijn hoogst onbetrouwbare uitspraken. Maar ik vond het lesgeven wel gezellig. Dat is bijna een gemis.

Geen opmerkingen: